Maastricht UMC+: Op weg naar kansen scheppen voor kandidaten vanuit de Banenafspraak


Maastricht-UMC-Participatiewet-Wietske-en-Phil-02

Het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en de Universiteit Maastricht (UM) werken samen in het Maastricht UMC+, ofwel het Maastricht Universitair Medisch Centrum+. Karin Bockting is coördinator Participatiewet bij het Maastricht UMC+ en daarmee zorgt zij er samen met haar collega’s voor dat de regels van de Participatiewet in de organisatie worden nageleefd.

Het is de ambitie van het Maastricht UMC+ om de gezondheid van de bevolking in de regio op alle niveaus te verbeteren. Dit doet de organisatie door patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding met focus op gezond leven en preventie van zorg. Uit alles blijkt dat het Maastricht UMC+ niet alleen zorg draagt voor patiënten, maar tevens op diverse manieren betrokken is in de  regio en daarbuiten.

Zo had het Maastricht UMC+ in 2015 de ambitie om in totaal 27 plaatsingen vanuit de doelgroep Banenafspraak te realiseren. Een voorwaarde is dat afdelingen klaar zijn om kandidaten vanuit de doelgroep te ontvangen. Het vraagt van iedere afdeling inzicht in het beschikbaar maken van geschikte taken. “Op sommige afdelingen is het moeilijk om taken te vinden en hieruit een goed takenpakket samen te stellen. Het bundelen van taken dient een duidelijke meerwaarde te hebben, wil het op lange termijn ook als duurzaam werk worden gezien.  Op een aantal afdelingen is men heel enthousiast en wordt er echt meerwaarde ervaren,” aldus Karin Bockting.

Iedere afdeling heeft zijn eigen verantwoordelijkheid gekregen in het realiseren van de 27 plaatsingen. Op deze manier gaan afdelingen creatief kijken naar hun mogelijkheden. “Inmiddels is er een kandidaat geplaatst binnen het Hart- en vaatcentrum, op de vaatkamer als facilitair medewerker. Bij P&O is een kandidaat gestart als ondersteuning van de afdeling. De afdelingen zijn erg enthousiast over de kandidaten.”

Op zoek naar de juiste functie

Dat het een kunst is om vacatures op een passende manier vorm te geven, heeft het Maastricht UMC+ inmiddels ervaren. Met vallen en opstaan heeft het zich het inzetten van de kandidaten op de juiste functies steeds meer eigen gemaakt. “Zo hebben wij een kandidaat geplaatst die heel hard zijn best heeft gedaan, maar de vacature bleek te uitdagend voor deze persoon. Dit is een fout van ons geweest, waar we van hebben geleerd. Daarom kijken we nu echt specifiek naar taken,” zegt Karin Bockting.

“Vooral in functies, waar een hogere opleiding vereist is, is het lastig om de doelgroep te plaatsen. Daarom denken wij niet meer in functies maar in taken.” Volledige functies vragen vaak te veel van de kandidaat. “Door met kandidaten in gesprek te gaan, ontstaan er ideeën en zien we mogelijkheden om de kandidaat in de organisatie te plaatsen. We kijken niet alleen naar het cv, maar vooral naar de persoon zelf,” zegt Karin Bockting.

Gedragen in de organisatie

Het Maastricht UMC+ werkt hard om het inzetten van de doelgroep onderwerp van gesprek te maken in de hele organisatie. Zo wil men functiecreatie graag verder in de organisatie uitrollen. Voor medewerkers van P&O en leidinggevenden is het fijn om inzicht te hebben in het proces van functiecreatie. “Het is belangrijk dat functiecreatie leeft binnen de organisatie om vanuit deze methode kansen te creëren voor de doelgroep”, zegt Karin Bockting.

Dat de organisatie betrokken is bij het inzetten van mensen met een beperking, blijkt wel uit alle aandacht die hieraan geschonken wordt. Zo is er inmiddels een denktank met leden vanuit de hele organisatie opgezet om te onderzoeken waar de kandidaten het beste ingezet kunnen worden en hoe het onderwerp meer gedragen wordt in de organisatie. Ook is in het personeelsmagazine van het Maastricht UMC+ een artikel geplaatst over de meerwaarde van een kandidaat vanuit de Banenafspraak op de afdeling diëtetiek. “Dit heeft ook tot meer draagvlak in de organisatie geleid.”

De eerste ervaringen zijn positief. “Afdelingen waar succesvol kandidaten zijn geplaatst, zijn razend enthousiast. Wanneer de collega’s weten wat er aan de hand is, ontstaat er begrip. Dit verbetert de sfeer en cohesie in de teams. Het blijft een kwestie van vallen en opstaan, maar er zijn inmiddels voldoende positieve ervaringen om volgend jaar op verder te bouwen.”