Minister Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) heeft deze week het Wetsvoorstel vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling aan de Tweede Kamer aangeboden. Ze hoopt hiermee te bereiken dat het voor meer werkgevers makkelijker en aantrekkelijker wordt om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
De banenafspraak is in 2013 gemaakt door kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. De afspraak houdt in dat begin 2026 er in totaal 125.000 banen moeten zijn bijgekomen voor mensen met een arbeidsbeperking; 100.000 extra banen in het bedrijfsleven en 25.000 extra banen bij de overheid. Wat zijn nu de opvallendste wijzigingen?
Quotumregeling wordt bonus-malusregeling
De banenafspraak kent een quotumregeling. Wanneer het afgesproken aantal collectief niet wordt gehaald, kan voor werkgevers met meer dan 25 fte aan personeel een heffing volgen. In het wetsvoorstel is niet langer alleen sprake van een heffing, maar ook van een beloning. Werkgevers die goed presteren op de banenafspraak kunnen bonus krijgen. Zij ontvangen dan per extra baan van 25,5 uur per week vijfduizend euro extra loonkostenvoordeel per jaar. Deze bonus geldt overigens ook voor werkgevers met minder dan 25 fte aan personeel.
Reactie De Normaalste Zaak
De bonus kan voor werkgevers een positieve stimulans zijn om zich sterker te maken voor de banenafspraak. Aan de heffing zitten echter een aantal haken en ogen.
Ten eerste bestaat de kans dat de banenafspraak zo een negatieve connotatie krijgt. Werkgevers die een heffing moeten betalen, kunnen bovendien het gevoel krijgen zo hun plicht ‘afgekocht’ te hebben, terwijl je deze groep juist aan boord van de inclusie-beweging wil krijgen.
Ten tweede: het niet halen van de banenafspraak betekent een algemene lastenverzwaring voor alle werkgevers, in het bijzonder voor kennisintensieve organisaties die al relatief weinig vergoeding krijgen voor medewerkers die boven het wettelijk minimumloon verdienen, maar wel een verminderde loonwaarde hebben.
Tot slot zien we nu in de plannen dat de heffing in de grote pot van algemene middelen verdwijnt. Waarom wordt dit geld niet geïnvesteerd in maatregelen die het voor werkgevers makkelijk maken om inclusiever te worden?
Geen onderscheid tussen markt- en overheidswerkgevers meer
Het kabinet wil toe naar één banenafspraak voor alle werkgevers. Het maakt dan niet meer uit bij welke werkgever iemand werkt. Het gaat erom dat iemand aan de slag is en mee kan doen.
Reactie De Normaalste Zaak:
Ook wij zien de banenafspraak graag als een gezamenlijk inclusie-doel. Alle onduidelijkheid rondom de banen die via social return worden gecreëerd (Tellen deze nu mee bij de opdrachtgever of bij de opdrachtnemer?) wordt dan ook gelijk weggenomen. Wel vinden we het belangrijk dat marktwerkgevers niet de dupe moeten worden van de sterk achterblijvende resultaten van de overheid. Het wetsvoorstel beschrijft dat overheidswerkgevers eerst meer banen moeten creëren, voordat het onderscheid tussen de markt en de overheid verdwijnt. We moedigen het kabinet aan om inderdaad vast te houden aan deze voorwaarde. Daarnaast vinden we het van belang dat ook overheidswerkgevers zelf werk maken van meer inclusie, dus dat zij zelf banen bieden aan mensen uit de doelgroep banenafspraak en niet alleen via social return de aantallen realiseren.
Het aanvragen van het loonkostenvoordeel (LKV) wordt aantrekkelijker en eenvoudiger
Werkgevers hebben recht op een loonkostenvoordeel als zij iemand uit de banenafspraak aannemen. Dit voordeel kan oplopen tot € 2.000 per werknemer per jaar. Momenteel krijgen werkgevers maximaal drie jaar LKV voor een werknemer uit de banenafspraak. Minister Schouten wil dat werkgevers dit voordeel houden zolang de werknemer in dienst blijft.
Reactie De Normaalste Zaak:
De manier waarop werkgevers gebruik kunnen maken van het loonkostenvoordeel (LKV) wordt ook gemakkelijker gemaakt. De doelgroepverklaring bij de aanvraag wordt geschrapt en dat geeft een administratieve verlichting die we van harte toejuichen. Daarnaast is het goed dat de duur van het LKV gelijk wordt getrokken aan de duur die iemand in dienst is en tot de doelgroep behoort. Dat geeft werkgevers een extra steuntje in de rug.
Wat we het kabinet en de Tweede Kamer verder willen meegeven…
De voortgang van de banenafspraak hangt óók in belangrijke mate samen met het aantal beschikbare kandidaten. We weten dat er nog duizenden mensen langs de kant staan, maar de realiteit is ook dat UWV en gemeenten voor veel vacatures bij werkgevers geen kandidaten kunnen aandragen. Circa de helft van de mensen in het doelgroepregister zijn nu niet aan het werk terwijl er geen kandidaten zijn voor instroombanen. De mensen die in het doelgroepregister staan moeten dus echt veel serieuzer en beter naar werk begeleid worden. We zien hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid: werkgevers kunnen hun werk anders organiseren en het beschikbare werk beter laten aansluiten op werkzoekenden, met als belangrijke randvoorwaarde dat UWV en gemeenten alle kandidaten goed in beeld brengen en zo beter in staat zijn om de huidige mismatch op te lossen.