Minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft een wetsvoorstel tot vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling aan de Tweede Kamer gezonden. Naar aanleiding hiervan heeft de Tweede Kamer in december vragen gesteld. Het is nog niet bekend wanneer we de antwoorden van de minister kunnen verwachten.
Voor De Normaalste Zaak en Op naar de 125.000 banen genoeg reden om input te vragen bij werkgevers en gesprekken met Tweede Kamerleden te faciliteren. Waar zou het wetsvoorstel van de minister aan moeten voldoen om bij te dragen aan het vlot trekken van de banenafspraak?
In april vonden de eerste bijeenkomsten met Tweede Kamerleden Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) en met Mohammed Mohandis (GroenLinks-PvdA) plaats.
Werkgevers uit verschillende branches, maar met dezelfde ambitie: zoveel mogelijk mensen aan het werk krijgen, niet alleen binnen de banenafspraak, maar ook daarbuiten.
Gezamenlijk werden de drie belangrijkste knelpunten geformuleerd:
Kandidaten uit de doelgroep niet goed in beeld bij gemeenten
In de praktijk blijkt dat de helft van de mensen in het doelgroepregister aan het werk is. Van die andere helft is tussen de 10 en 15% in beeld voor bemiddeling. Werkgevers krijgen te horen dat andere mensen in de kaartenbakken om diverse redenen (nog) niet geschikt zijn om te werken.
De werkgevers zijn van mening dat alle mensen in het bestand in beeld moeten zijn. Als ze niet kunnen werken, moet duidelijk zijn wat de reden is.
In de praktijk:
Een jongeman van 25 jaar met een psychische aandoening heeft 6 jaar thuisgezeten als mantelzorger voor zijn vader. Hij is nu aan het werk. Eerst een contract van 18 uur en inmiddels 32 uur. Hij is opgebloeid, uit de schuldsanering en heeft minder psychische problemen. Hoe komt het dat deze man zes jaar niet in beeld is geweest bij de gemeente?
De doelgroep is te klein
Veel ondersteuning voor medewerkers is gekoppeld aan het doelgroepregister. Zit je er niet in, dan heeft de werkgever bijvoorbeeld geen recht op de no-riskpolis of jobcoaching. Iedereen met een ondersteuningsbehoefte zou in aanmerking moeten kunnen komen voor de beschikbare voorzieningen.
In de praktijk:
Twee vrouwen hebben dezelfde functiebeperking, dezelfde capaciteiten en dezelfde wens om aan de slag te gaan. Toch wordt maar één van hen aangenomen en dat is omdat zij in het doelgroepregister staat en de werkgever aanspraak kan maken op ondersteuning. Hiermee creëer je ongelijkheid voor mensen die in precies dezelfde situatie verkeren, maar dus niet dezelfde kansen krijgen.
Te veel onduidelijke en administratieve rompslomp
Iedere gemeente heeft zijn eigen werkwijze, soms portals die autorisatie vereisen, verschillende formulieren, extra gesprekken. En daarnaast zijn er tussen doelgroepen ook nog verschillen in uitvoering door gemeenten en UWV. Werkgevers snakken naar eenduidigheid en harmonisatie van regelingen.
In de praktijk:
In de ene gemeente heeft een persoon met een bepaalde beperking wel recht op ondersteuning, in een andere gemeente niet. Vooral landelijke werkgevers kampen met deze problematiek.
De werkgevers gaven aan dat door deze belemmeringen er vele baankansen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak en voor mensen in een vergelijkbare positie verloren gaan. Het hindert de ontwikkeling naar een inclusieve arbeidsmarkt. Wetgeving en uitvoering door publieke partijen moet bovenstaande problemen helpen wegnemen.
Ook de volksvertegenwoordigers voelden de noodzaak om werkgevers beter te faciliteren bij hun inspanningen om meer mensen met een ondersteuningsbehoefte aan het werk te krijgen en te houden. Zij nemen de input mee naar de Tweede Kamer.